Trooz, bij Luik, werd halverwege juli getroffen door een vloedgolf. Huizen zijn nog altijd onbewoonbaar, de bewoners werden in de steek gelaten. Gelukkig zijn er de vele vrijwilligers, waaronder ook brandweermannen Tristan Vandenbussche en Koen Bral van de post De Haan – Wenduine. Afgelopen zaterdag vertrokken ze al voor de 8ste keer om een ganse dag hulp te bieden. 

“De eerste keer dat we daar toe kwamen was onwezenlijk. We reden langs de Ourthe en je komt toe in Chênée, waar de Ourthe en de Vesder samenkomen. Op een bepaald moment draaien we in richting Chaudfontaine en Trooz en dan kom je plots in een andere wereld. Al het grote materiaal was toen al weg, maar het lag er nog vol autowrakken, puin, ingestorte bruggen, straten die weggespoeld zijn, … . De laatste keer dat we gingen was vlak voor de kerstvakantie en het is erg om te zeggen, maar er is nog maar weinig veranderd. De wrakken zijn ondertussen weg. Maar je komt nog altijd toe in rampgebied en het komt iedere keer binnen.”

Wanneer zijn jullie voor het eerst naar Wallonië geweest in het kader van de overstromingen? Koen: “Toen het net gebeurd was, werd er om beurt per post naar het ramgebied gegaan om hulp te bieden. Wij hebben ons, net als veel collega’s, onmiddellijk kandidaat gesteld. Vanuit Wenduine is er uiteindelijk maar 1 keer 2 man vertrokken naar Tienen. Vanuit andere posten van de zone, is men verschillende keren kunnen vertrekken. Omdat we toch hulpverleners zijn, wilden we echt iets doen, maar we wilden niet zomaar vertrekken. Zo kennen we mensen die gewoon gegaan zijn om daar ter plaatse te kijken wat ze konden betekenen, maar daar verlies je veel tijd mee. We wilden in een organisatie gaan, zodat we direct wisten wat te doen, zonder tijdverlies. Uiteindelijk hadden we eind augustus een opleiding in Wobra en zijn we via via bij Juan Herrero tercht gekomen. Juan is beroepsbrandweerman in Fluvia en is de organisatie “Helpende handen Kortrijk” gestart, waarvoor hij nog volk zocht.”

Tristan: “Twee weken later zijn we met z’n drieën vertrokken, op 11 september. Koen, ikzelf en mijn vriendin. Zij is ook al altijd mee geweest. En mijn hond. Hij is ondertussen onze mascotte geworden.”

Naar waar gingen jullie dan?

“Trooz is in feite het beginpunt. Eigenlijk zijn het nu allemaal spookdorpjes langs de Vesder, die uitmondt in de Ourthe tot aan Luik. Het gelijkvloers van de huizen is niet bewoonbaar. Er zijn oudere mensen die op de eerste verdieping wonen. Veel mensen zitten met een dubbele pacht of er zijn er die in een caravan wonen of ze hebben het geluk dat ze bij familie terecht kunnen.”

“Totdat de verzekeringsexperts waren langs geweest, mocht er niks gebeuren aan de huizen. Als wij gaan, dan is de expertise al geweest of ze zijn niet verzekerd. De verhalen die we horen over de verzekeringen zijn schrijnend. Zo hoorden we bijvoorbeeld van een mevrouw van rond de 70 die zegt dat ze al 50 jaar alles betaalt, maar wat ze ontvangen van de verzekering is heel schamel. Of ze vragen aankoopbewijzen, die uiteraard allemaal vernield zijn door het water. Of de verzekeringsmaatschappijen geven aan dat ze maar betalen tot waar het water effectief heeft gestaan. Schrijnend, er is geen ander woord voor.”

Hoe ziet zo’n dag eruit?

“We vertrekken gewoonlijk om 6.00 uur en we starten daar om 9.00 uur. Juan heeft contacten met iemand uit Trooz, ook iemand van Spaanse origine. De vrijdagavond weten we met hoeveel personen we in het totaal zullen zijn en hoeveel adressen we kunnen aanpakken. We horen per adres wat we precies moeten doen. Juan zorgt ook voor reserveadressen voor wanneer het werk rapper vooruit gaat dan gedacht. We werken door tot 17.00u à 17.30 uur.”

Wat houdt het werk in?

“Eigenlijk is het strippen van de muren (al het plamuur moet afgekapt worden). Al het vocht zit er achter, dus het kan niet drogen. Vloeren soms er uit halen en soms tot plafond toe. Kelders worden ook terug proper gemaakt. Het water is weg, maar vaak moet het nog geleegd worden. We hebben ook al eens een garage leeg gehaald. Nu is het ook terrassen uitbreken. Het grootste werk is plaaster van de muren schieten. Soms vraagt men ook om een muur uit te breken. Het zijn hele dunne muren, want je moet opletten, anders zit je er gewoon door.”

“De eerste keer zijn we gewoon vertrokken met een emmer, borstel, schop, hamer en bijtel en een laddertje. We wisten niet goed wat mee te nemen. Ondertussen hebben we geïnvesteerd in een klopboor, zodat het werk wat rapper vooruit kan gaan. Het is zwaar werk, maar ’t geeft voldoening dat je iets kan betekenen voor die mensen. Er is ook vanalles te doen. Niet eidereen die meegaat, doet het zware werk. Er is bijvoorbeeld ook een kookploeg. Op het plein van La Brouck, een lager gelegen arbeiderswijk in de bocht van de Vesder staat er een hulpcontainer. Veel mensen komen er een warme maaltijd halen. Ze hebben anders niks. Wij kunnen er ’s middags dan ook warm eten. Of laatst waren er mensen die in de tuintjes gewerkt hebben. Er is werk genoeg, iedereen doet wat hij kan. We hebben een keer een groep gehad van 140 mensen, maar soms zijn we maar met 20. We hebben met de groep nu al zo’n 100 huizen gestript.”

Was je voorbereid op wat je daar hebt aangetroffen?

“Neen. Je moet het gezien hebben om te beseffen hoe het daar is. Alles wat kan verkeerd lopen, loopt verkeerd. 6 maanden na datum verwacht je dat alles op punt staat, maar er is gewoon nog niks gebeurd. Er is geen hulp van de regering, het leger is weg. Het Rode Kruis heeft geld ingezameld, maar wat is er met dat geld gebeurd? Er zijn dorpjes waar ze zelfs de burgemeester nog niet gezien hebben. En dat gevoel van de eerste keer blijft. Iedere keer je daar toekomt, komt dat binnen. De beelden die je ziet en de verhalen die je hoort, zijn schrijnend; Je komt daar eigenlijk bijna in een oorlogsgebied. Je verwacht dit niet zo dicht bij huis. Als je dat ziet op het nieuws in Amerika e.d. dat is ver van mijn bed. Maar hier op 2u rijden verwacht je dit niet.”

Wat is je het meest bijgebleven?

“De mensen vertellen hun verhaal. Er zijn ontelbare verhalen. Er zijn er die 2 à 3 dagen vastgezeten hebben op hun dak, zonder eten en zonder drinken voor ze gered werden. Om een voorbeeldje te geven, het verhaal van een oudere vrouw met haar hondje. Ze zat op de 2de verdieping, maar de gevel was aan één zijde al helemaal weggespoeld. Ze is gelukkig kunnen ontsnappen door op het dak van haar garage te gaan.”

“En iets wat ook opvalt, overal waar je gaat liggen er honderden botervlootjes in de tuinen, zelfs met Chinese tekens op. Blijkbaar is er een fabriek in Verviers waar dit gemaakt wordt (de fabriek waarvan sprake is Corman, een grote zuivelfabriek in het gehucht Béthane, met 430 werknemers. De fabriek ligt bij de samenvloeiing van twee waterlopen, met twee vestigingen aan weerszijde van de Vesder). Dat is een kleine 20 km van Trooz, maar deze fabriek is ook overspoeld en overal vind je dus die botervlootjes van allerlei merken in de tuinen, garages, … .”

“En de dankbaarheid. De mensen zijn oprecht blij met de komst van de Vlamingen die daar komen helpen. Ze tonen dit op allerlei manieren.”

Hoe voel je je na zo’n dag?

“Leeg. Het is een lange, intensieve dag. Maar je bent een dagje weg en je kan iets doen waar de mensen echt iets aan hebben. Het is wel raar om terug thuis te komen: enerzijds wat was dat, maar ook het besef van hoe goed wij het hier hebben.””

Hoe kan er nog geholpen worden?

“6 maanden na datum is onze hulp nog altijd noodzakelijk. Hierbij doen we een warme oproep naar iedereen die eens een dag wil mee gaan. We weten ook dat het niet voor iedereen mogelijk is om zo vaak te gaan als wij al deden. Verder kun je nog altijd materiaal doneren (witgoed, kleren, babygerief, …). Daar zijn er speciale facebookpagina’s voor.”